Jaak Hillen (° 1959) studeerde beeldhouwen aan de Alanus Hochschule für Kunst und Gesellschaft te Alfter bij Bonn(D), aan het KASK te Gent en aan het HISK te Antwerpen.
Reeds in het begin van zijn loopbaan als kunstenaar geraakte hij gefascineerd door processen in de kunst. Waar hij oorspronkelijk uit grote en robuuste stenen monumentale beelden creëerde, laat hij zich nu in op gevoeligere processen die aan hout ten grondslag liggen. “Processen in hout”, waarmee hij zich in deze tentoonstelling wil presenteren, is sinds een zestal jaren het hoofdthema. Hierbij is de vraag naar “wat is leven?” niet weg te denken. Hout is het product van een levendig proces, anders als steen. Groeien, vormen laten ontstaan, sterven, rot worden, vergaan, verbranden, … het hoort er allemaal bij. Hierop laat Jaak Hillen zich drijven om tot nieuwe creaties te komen. Hij creëert zoals de natuur, niet naar de natuur en tilt het materiaal boven zichzelf uit, naar een ander stadium, wat het van zich uit niet had kunnen realiseren. Het materiaal vermenselijkt zonder figuratief te worden daarbij balancerend op grenzen tussen leven en dood, ontstaan en vergaan, destructie en weer heel worden, beweging en stilstand, licht en donker, …
Het element ‘vuur’ speelt de laatste tijd een cruciale rol in dit werk. Het wordt ingezet om, via een nieuw ontwikkelde techniek, hout van binnen uit te boetseren. Het wordt als het ware in de vorm binnengeleid om mee te helpen vormen met behulp van lucht, water en leem. Vuur heeft, volgens de kunstenaar, een transformatief karakter indien het beheerst wordt, het voert in de vernieling wanneer het ontglipt. De bereidwilligheid om grenzen van het haalbare op te sporen, een mogelijke destructie niet ontwijkend, maakt deel uit van het proces.
Het ‘toeval’ neemt hier een niet te onderschatten plaats in. Wat is toeval en welke rol speelt het in een creatieproces? En wat heeft een gebeurtenis toevallig met de kunstenaar en zijn creaties te maken? Wie stuurt het toeval? Deze vragen worden niet slechts filosofisch benaderd maar in de alledaagse praktijk, als vast bestanddeel van het proces.
Op die wijze worden ‘processen in hout’ menselijke processen. Menselijke motieven verbinden zich met het werk via de verbeelding of de innerlijke beeldvorming. Hieraan zijn voor de kunstenaar geen grenzen gezet en kan de ontwikkeling van zijn werk in alle mogelijke richtingen evolueren. Daarmee is in‘de mens’ de mogelijkheid gegeven de natuur te overstijgen niettegenstaande hij er deel van uitmaakt, niet ten koste van de natuur maar via transformatie en zelftransformatie nieuwe mogelijkheden toevoegend.
Ligt daar één van de opdrachten van de kunst voor de toekomst? Joseph Beuys noemt dit een opstandingprincipe: de oude vorm, die sterft of verstart is, omvormen in een levendige, doorpulste, levensstimulerende, ziele- en geeststerkende gestalte. Dat noemt hij het verruimde kunstbegrip.